Ook vandaag nog zijn tientallen laatmiddeleeuwse archiefbestanden nog niet geïnventariseerd en nauwelijks ontgonnen. Denk bijvoorbeeld aan de oorkondenschatten van de abdij Notre-Dame du Vivier in Marche-les-Dames, van de Sint-Bernardusabdij van Hemiksem, van abdij Maagdendale in Oudenaarde of van het hospitaal in Roosbeek. In februari 2022 ging het onderzoeksprogramma MArch21 van start om de oudste collecties die worden bewaard door het Rijksarchief te inventariseren, te bestuderen en te valoriseren. Onderzoeker Nicolas Ruffini-Ronzani heeft intussen al een deel van het gerestaureerde archief van de Sint-Jakobs benedictijnerabdij van Luik geïnventariseerd.
Sinds 2019 financiert het federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO) de zogeheten FED-tWIN-onderzoeksprogramma’s, die gezamenlijk worden uitgevoerd door de Federale Wetenschappelijke Instellingen (FWI) en de universiteiten. Bedoeling is om synergieën te bevorderen tussen de universitaire wereld en instellingen die in het verleden soms de neiging hadden geïsoleerd te werk te gaan. Op vijf jaar tijd werden een honderdtal onderzoeksprofielen aangemaakt voor onderzoekers (m/v/x) die hun werktijd verdelen over twee partnerinstellingen. Voor de sociale en menswetenschappen werken Nederlands- en Franstalige universiteiten samen met het Rijksarchief, KBR, het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis en de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België.
MArch21. Medieval Archives in 21st-century Belgium: Management, Investigation, Promotion is één van die onderzoeksprogramma’s die worden gefinancierd door FED-tWIN. Het programma loopt sinds februari 2022, in partnerschap tussen de afdeling Pratiques médiévales de l’écrit – PraME van de universiteit van Namen, en het Rijksarchief, onder de gezamenlijke leiding van Jean-François Nieus (FNRS/UNamur) en Emmanuel Bodart (Rijksarchief Namen). Het onderzoeksprogramma wil de inventarisering voortzetten van de oudste collecties die worden bewaard door het Rijksarchief. Er wordt over het algemeen vanuit gegaan dat de meeste middeleeuwse archieven die in België worden bewaard al lang zijn geïdentificeerd, beschreven en bestudeerd door verschillende generaties historici en archivarissen. Die veronderstelling is niet helemaal onjuist voor de periode die voorafgaat aan de “revolutie van het schrift” in de 12de en 13de eeuw, maar gaat totaal niet op voor de drie laatste eeuwen van de middeleeuwen. Tientallen wereldlijke en kerkelijke archiefbestanden zijn tot op vandaag niet geïnventariseerd en amper onderzocht. Mediëvisten en studenten hebben er bijgevolg nauwelijks toegang toe om wetenschappelijk onderzoek te verrichten. MArch21 wil hier verandering in brengen en werkt daarvoor op drie fronten.
1. Nieuwe analytische inventarissen publiceren
Het hoofdobjectief van MArch 21 is om de toegang te faciliteren tot de middeleeuwse collecties die worden bewaard door het Rijksarchief. In tegenstelling tot wat wordt aangenomen moet een groot deel van deze archieven nog een analytische inventaris krijgen. De bestaande archieftoegangen zijn vaak nog te beknopt om de onderzoekers alle diensten te bewijzen die ze mogen verwachten: meestal bevatten ze geen enkele analyse van de inhoud van de akten en ze beschrijven bijna nooit de materiële aspecten ervan.
Momenteel is het bijna onmogelijk een volledige lijst te geven van de archiefbestanden die op inventarisatie wachten. Zo’n “kadaster” zou nochtans heel nuttig zijn. Een reeks lukrake voorbeelden uit de archiefmagazijnen bewijst dat dit werk echt nodig is. Zeer rijke bestanden zijn nog altijd onvoldoende gekend. Dat is onder meer het geval voor de oorkondenschatten van de Sint-Jakobsabdij van Luik (bijna 2000 akten van de 11de tot de 18de eeuw), van de abdij Notre-Dame du Vivier in Marche-les-Dames (ongeveer 1000 oorkonden, voornamelijk uit de 15de-16de eeuw), van de Sint-Bernardusabij in Hemiksem (ongeveer 1300 oorkonden, van de 12de tot de 18de eeuw), van abdij Maagdendale in Oudenaarde (onbekend aantal akten van de 13de tot de 18de eeuw), of van het hospitaal in Roosbeek (onbekend aantal akten, van de 13de tot de 18de eeuw). Het zijn in de eerste plaats vooral kerkelijke archieven die moeten geïnventariseerd worden, maar er zijn ook lacunes voor archief dat werd gevormd door lekeninstanties of aristocratische families. Denk bijvoorbeeld aan het archief van de heerlijkheid van Lexhy. In februari 2022 werd begonnen met het inventariseren van het gerestaureerde archief van de benedictijner Sint-Jakobsabdij van Luik. Juni 2023 was de helft van dat archief reeds geïnventariseerd.
Het is de bedoeling het inventariseringswerk uit te breiden door te speuren naar middeleeuws archief dat momenteel elders dan in het Rijksarchief bewaard wordt, bijvoorbeeld in privécollecties. Het gaat dan eerst en vooral over archief van kerkelijke instellingen, zoals het archief van Aywières bijvoorbeeld dat wordt bewaard in de abdij van Maredsous, of dat van de premonstratenzers van Park (Heverlee) dat zich nog altijd in situ bevindt. Een aantal prachtige archiefbestanden wordt ook bewaard in musea (bijvoorbeeld van het hospitaal Onze-Lieve-Vrouw van de Roos van Lessen), in bibliotheken (het archief van de abdij van Floreffe zit “verdeeld” tussen het Rijksarchief en het Grootseminarie van Namen), en zelfs in middelbare scholen (Bonne-Espérance). In Vlaanderen geeft het portaal Archiefbank een zeer duidelijk beeld van waar de collecties uit het ancien régime verspreid zitten buiten het Rijksarchief. Voor Wallonië en Brussel is er geen gelijkaardige tool. Eén van de objectieven van het MArch21 is om die middeleeuwse archieven die zich buiten het Rijksarchief bevinden te traceren, om ze bekend te maken en zo nodig hulp te bieden voor een betere bewaring op lange termijn. Ook al is dat archief in handen van privépersonen of -instellingen, het behoort ook tot het Belgisch cultureel erfgoed en verdient als dusdanig dat het in de best mogelijke omstandigheden kan worden overgeleverd.
2. Studie van de praktijk van het schrift
De studie van de literacy is sinds het eind van de jaren 1970 ontegensprekelijk één van de meest innovatieve en vruchtbare onderzoeksdomeinen van de middeleeuwse geschiedenis. De spectaculaire toename van het gebruik van het schrift en de sociale, politieke en culturele gevolgen van deze evolutie vormen vandaag de kern van heel wat onderzoek. Op basis van de geïnventariseerde bestanden – maar niet noodzakelijk alleen deze – wil MArch21 onze kennis over de middeleeuwse praktijk van het schrift in de voormalige Nederlanden uitbreiden door beroep te doen op drie complementaire methodes:
2.1. Hulpwetenschappen van de geschiedenis. Door gebruik te maken van de hulpwetenschappen van de geschiedenis (diplomatiek, zegelkunde, codicologie, enz.) wil MArch21 op het geïnventariseerde archief onderzoek doen met een totaal nieuwe insteek. Een eerste interventie van deze aard gebeurde op het dossier van de Sint-Jakobsabdij van Luik, met een studie over het beheer van het abdijdomein na 1200 – in het verlengde van het werk van Jacques Stiennon – en met een vergelijkende studie van de archiefvorming en de manuscripten (gelinkt aan de thesis die Élisabeth Terlinden maakte over het scriptorium van de abdij).
2.2. Digital humanities. Op dit vlak zal worden samengewerkt met andere projecten en programma’s in het Rijksarchief. Bedoeling is een tool te ontwikkelen waarmee het archief van de graven en gravinnen van Vlaanderen digitaal kan worden weder samengesteld, want dat archief zit nu verspreid over verschillende bestanden (REIGN. Reconstructing the Ghent knowledge center of the Counts & Countesses of Flanders, 11th-18th C.). Een andere doelstelling is om meer gebruik te maken van tools voor automatische herkenning van oude geschriften (link met het PARDONS-project: Topographies of Pardon Tales: Contextual Mapping of Pardon Letters in the Southern Low Countries, 15th-17th c.). Er wordt ook gedacht aan de ontwikkeling van een werkinstrument waarmee sporen kunnen gevonden worden van middeleeuwse documenten die werden verkocht door veilinghuizen. Dat idee staat echter nog in zijn kinderschoenen.
2.3. Experimentele wetenschappen. Met veertig jaar onderzoekservaring in de middeleeuwse literacy zijn historici zich er goed van bewust dat ze niet alleen moeten werken op teksten, maar ook op artefacten (boeken, rollen, enz.) waarvan de materiële kenmerken van nabij moeten bestudeerd worden. Sinds de jaren 2010 is het dankzij niet-invasieve procedés mogelijk om “binnen” te treden in de grondstof waaruit het materiaal bestaat waarop geschreven werd (perkament, ferro-gallische inkt, was, enz.) en om er de fysische en scheikundige eigenschappen van te bepalen. Een eerste onderzoek van die aard heeft tot interessante resultaten geleid in verband met de samenstelling van de zwarte middeleeuwse inkt of over de dierlijke oorsprong van perkament (project Pergamenum21, over de manuscripten gemaakt in de abdij van Orval ). Het is de bedoeling dat dergelijke projecten worden voortgezet in partnerschap met onderzoeksteams uit de exacte wetenschappen.
3. Valorisatie van het archief bij het brede publiek, studenten en onderzoekers
Het onderzoeksprogramma houdt ook in dat de archiefbestanden worden gevaloriseerd bij het brede publiek, studenten en onderzoekers. Dat veronderstelt uiteraard de publicatie van werkstukken en inventarissen, de deelname aan colloquia, en de omkadering van onderwijseenheden die een initiatie bieden in historisch onderzoek of in de hulpwetenschappen van de geschiedenis. Tijdens het academiejaar 2022-2023 werden werksessies georganiseerd in het Rijksarchief Namen in het kader van de vakken ‘Heuristiek van de Middeleeuwen’ en ‘Diplomatiek’, gedoceerd aan de universiteiten van Namen en Luik. Het seminarie ‘Geschiedenis van de Middeleeuwen’ dat op het programma staat in het derde jaar aan de universiteit van Namen ging over de abdij Notre-Dame du Vivier (Marche-les-Dames). De geschiedenis van deze cisterciënzergemeenschap is nog niet goed gekend, ondanks het bestaan van een bijzonder rijk archief, vooral voor de 15de eeuw. Omdat op de abdijsite momenteel opgravingen worden gedaan naar aanleiding van de renovatie van de gebouwen (o.l.v. Marie Verbeek en Pierre-Hugues Tilmant) bood zich een mooie gelegenheid om de studenten tegelijk een historische en een archeologische invalshoek te bieden.
In de toekomst zullen nog andere vormen van valorisatie worden opgezet. Hierbij wordt onder meer gedacht aan tentoonstellingen die wetenschappelijk gelinkt worden aan de actualiteit (bijvoorbeeld naar aanleiding van de verjaardag van de stichting van een religieuze gemeenschap) of aan workshops waar leden van wetenschappelijke genootschappen een opleiding kunnen volgen in de hulpwetenschappen van de geschiedenis. Een andere denkpiste is het opnemen van podcasts of MOOC over de hulpwetenschappen van de geschiedenis of over het lopende onderzoek. Een eerste aanzet daartoe werd gegeven door de deelname aan het project HECTOR, le podcast qui questionne la science, les pratiques et les positionnements scientifiques (Céline Rase, UNamur) over de aanwezigheid van en de beeldvorming over de wolf in de middeleeuwen. Dit initiatief maakt deel uit van een ruimere reeks die is gewijd aan de nieuwe aanwezigheid van de wolf in Wallonië en die gelinkt is aan het onderzoeksproject FRESH (FNRS), gevoerd door Julie Duchêne en Isabelle Parmentier (UNamur). De resultaten zullen in september 2023 bekend worden gemaakt.