Acht maanden geleden ging het WOMENEXILE-project van start (Gendering Political Exile: Women’s political migrations to Belgium, 1918-1958). Ondertussen werd de databank al met zo’n 40.000 namen van naoorlogse vluchtelingen gespijsd. En meer goed nieuws: binnenkort zal iedereen die het wil deze databank online kunnen raadplegen.
Eind maart 2022 werden het onderzoek, de gebruikte archiefbronnen uit het Algemeen Rijksarchief en de voorlopige resultaten op twee fronten voorgesteld: tijdens de studiedag ’Vreemdelingenzaken’ (24 maart 2022) in het CegeSoma en tijdens de International Database Conference 2022: Digitization and Databases of World War II Victims (29 maart 2022) in Kazerne Dossin. Hoog tijd dus voor een breder verspreide update over het project!
In aantocht: de vluchtelingendatabank
Uit praktische overwegingen begon projectmedewerker Aline Thomas met het in kaart brengen van de vluchtelingen die na het einde van de Tweede Wereldoorlog België binnenkwamen, en niet met het eerste jaar van de onderzoeksperiode (1918). Waarom deze keuze? Het Algemeen Rijksarchief bewaart een onderbelichte reeks van tienduizenden individuele vluchtelingendossiers afkomstig van drie elkaar opvolgende vluchtelingenorganisaties: de IGCR (1938-1947), IRO (1947-1951) en de Belgische UNHCR-vertegenwoordiging (°1952). Het was eerst en vooral zaak een adequate databank aan te maken, voor de periode 1945-1958, op basis van de vluchtelingenregisters die de net genoemde instanties nalieten. Niet alleen was het hoog tijd dat deze bron – een toegang tot de corresponderende vluchtelingendossiers – voor geïnteresseerde onderzoekers ontsloten werd. Zonder een overzichtelijk gegevensbestand zou het natuurlijk maar een hachelijke onderneming zijn om, in het kader van het project, ‘geschikte’ vrouwen te zoeken – laat staan te vinden. Dat terwijl de vluchtelingen die tijdens het interbellum het Belgische grondgebied betraden al beter gedocumenteerd zijn, onder meer via de nansenpaspoorten. Voldoende argumenten dus die onze niet-chronologische aanpak rechtvaardigen.
De teller van het aantal ingegeven records staat momenteel op 40.000. Daarmee zitten we in februari 1953. Om het tot 1958 te trekken, gaan we door tot dossiernummer 60.000 bereikt is. Vrouwen maken – zoals verwacht – de minderheid uit van de vluchtelingenpopulatie. Achter iets minder dan 20% van alle namen in de voorlopige databank schuilt een vrouw. Dit cijfer geeft echter een vertekend beeld. Vaak is het zo dat enkel de naam van het mannelijke gezinshoofd in het vluchtelingenregister genoteerd werd, terwijl de echtgenote nochtans wél met hem meereisde én er documenten over haar erkenningsaanvraag in het gemeenschappelijke dossier zitten. Ook als vluchteling bleven vrouwen dus vaker onder de radar of in de schaduw van hun mannelijke evenknie.
Uitdagingen in de zoektocht naar vrouwelijke politieke vluchtelingen
Ter opfrissing: één van de uitgangspunten van het project bestaat erin om uit die uitgestrekte poel van vluchtelingen en vreemdelingen enkele honderden vrouwen te vissen die én politiek actief én (erkend) vluchteling waren. Geen evidente klus, gezien de omvang van het vluchtelingenbestand. Alle dossiers van vrouwelijke aanvragers raadplegen, zou ongelofelijk veel tijd vergen. Willekeurige steekproeven leverden slechts een beperkt resultaat op. Dus moest de zoektocht naar gevluchte militantes stevig uitgebreid worden.
Wie zoekt, die vindt: Hélène Nowak als voorbeeld
Zo werd bijvoorbeeld een case gevonden via de dossiers van de gewapende weerstanders. Nowak is een veelvoorkomende Poolse familienaam. Met dat gegeven in het achterhoofd trokken we naar het depot waar de dossiers van de gewapende weerstanders in alfabetische volgorde bewaard worden. Naast enkele mannelijke Nowaks en een paar vrouwelijke doch niet erkende statuutaanvragers met dezelfde naam, vonden we tevens het dossier van Hélène Nowak (Recklinghausen, °1911). Haar erkenningsaanvraag voor het statuut van gewapend weerstander werd wél goedgekeurd. De in Duitsland geboren Poolse was lid van de Belgische Nationale Beweging (BNB) en de Poolse verzetsgroep POWN (Poolse Organisatie voor de Onafhankelijkheidsstrijd), populair onder Poolse immigranten in Frankrijk, België en Nederland. Ook haar Poolse echtgenoot was, volgens haar weerstandsdossier, actief bij deze twee patriottische verzetsbewegingen. Concreet maakte Hélène zich verdienstelijk als contactpersoon tussen de Franse en Belgische verzetstakken; vervoerde ze munitie en volgde ze geheime orders van haar commandant op. Ze opereerde in de Borinage (Hautrage, Tertre) en in Frankrijk. Dat ze lid was van twee vaderlandslievende verzetsbewegingen kunnen we beschouwen als een vorm van politieke agency. Bovendien werd Hélène Nowak na de oorlog door de VN erkend als vluchtelinge.
Om meer informatie over Hélène Nowak, haar voorgeschiedenis en eventuele politieke activiteiten te vinden, zochten we vervolgens haar dossier bij de Vreemdelingenpolitie op. Dit leert ons dat Hélène al sinds 1930 in België verbleef en ze dat jaar huwde met Czeslaw Zaczyk, mijnwerker van eveneens Poolse afkomst. Bizar genoeg wordt nergens gewag gemaakt van politieke bezigheden en – nog vreemder – staat nergens vermeld dat Hélène (of haar man) tijdens de oorlog in het gewapend verzet actief was.
Op dan naar haar vluchtelingendossier. Daarvoor maakten we al dankbaar gebruik van de voorlopige databank. Na enig zoekwerk – het (gezamenlijk) vluchtelingendossier staat blijkbaar op naam van haar schoonvader – hadden we beet. In 1951 dienden Hélène en haar man een aanvraag in bij de IRO (International Refugee Organization) om als politiek vluchteling erkend te worden. Hun beweegredenen: ze erkennen het communistische bewind in Warschau niet, blijven trouwen aan de Poolse regering in ballingschap en weigeren als katholieken ‘terug te keren’ naar een communistische dictatuur die velen de vrijheid ontneemt. Dat ze tijdens WO II actief waren in het Belgisch verzet staat in het registratieformulier opgetekend: een inhoudelijk rijk document dat eveneens gedetailleerde informatie prijsgeeft over de voormalige woonplaatsen, gevolgde opleidingen, afgelegd arbeidsparcours, enz. van de aanvragers in kwestie.
De case van Hélène Nowak toont niet alleen dat andere pistes aangeboord moeten worden om op efficiënte wijze politieke vluchtelingenvrouwen te vinden. Het bewijst ook dat in verschillende overheidsarchieven – vluchtelingen-, vreemdelingen-, gewapende weerstandsdossiers, etc. – gezocht moet worden om het levenstraject van de vluchtelingen zo coherent en correct mogelijk weer te geven. In het vreemdelingendossier ontbreekt het weleens aan relevante informatie die wel te vinden is in het vluchtelingendossier.
Pas wanneer de puzzelstukjes van zoveel mogelijk verschillende bronnen naast elkaar gelegd worden, is het mogelijk een zo compleet mogelijke puzzel samen te stellen van het parcours dat de vluchteling in kwestie heeft afgelegd. Op die dialoog willen we de komende periode zoveel mogelijk inzetten.