Rijksarchief in België

Ons collectief geheugen !

FR | NL | DE | EN
Menu

De Kolenslag, de Staat en de paradox van het Belgische mirakel (1944-1951). Besluitvorming, markt en identiteit

Texte petit  Texte normal  Texte grand

Inhoud

De grote bloeitijd van de Belgische steenkoolmijnen na de Tweede Wereldoorlog ging de geschiedenis in als de ‘Kolenslag’, en is onlosmakelijk verbonden met de naoorlogse wederopbouw. Het welslagen van de Kolenslag kreeg haast mythische proporties aangemeten en werd - en wordt nog steeds - beschouwd als een klinkende “overwinning” van de Belgische economie op de moeilijke oorlogsjaren. De Kolenslag zou de basis hebben gevormd voor het zogenaamde Belgische economische mirakel en het nationaal reveil.

Ondanks de beeldvorming is dit aspect van de naoorlogse wederopbouw tot op heden nooit fundamenteel bestudeerd. Niet de Kolenslag maar de Koningskwestie, de repressie en het sociaal overleg beheersten de voorbije decennia de Belgische historiografie voor de periode 1944-1950, die gekenmerkt werd door grote politieke instabiliteit. Dit onderzoek wil dus een belangrijke lacune opvullen en kan gezien worden als de voltooiing van een drieluik voor deze periode. Recent werd immers het monetair beleid al onder de loep genomen door R. Brion en J.-L. Moreau.  L. Bernardo y Garcia neemt de studie van de ravitaillering momenteel voor zijn rekening.

Voor de steenkoolsector lijkt 1944-1950 een scharnierperiode te zijn, die het begin van het einde inluidde. De sector evolueerde in een kort tijdsbestek van redder des vaderland tot zorgenkind van de Belgische economie. Eén van de pijlers van de oor­logseconomie verwerd tot een keynesiaans georganiseerde sector, gericht op het behoud van de tewerkstelling. Maar de betekenis van deze Kolenslag was veel ruimer. Rond de steenkoolindustrie kristalliseerden zich immers de politieke en maatschappelijke verhoudingen uit.

De steenkoolsector en de Kolenslag vormen evenwel com­­plexe onderzoeksmaterie. In eerste instantie is het noodzakelijk de sector in zijn context en in een ruimer tijds­kader te plaatsen. In de lijn van Braudels drielagenmodel van causaliteit komen de structuur en de conjunctuur van de sector aan bod. Dit onderzoek vertrekt vanuit een semantische interpretatie van het begrip Kolenslag waarbij de componenten ‘kolen’ en ‘slag’ verwijzen naar respectievelijk de sectorale invals­hoek en de oorlogseconomie, of het verhaal van een economische basissector die voor een groot deel en bijna voortdurend overleefde via crisismaatregelen en in “staat van oorlog” verkeerde. De semantische benadering verfijnt zich vervolgens tot de voor deze studie relevante voorgeschiedenis van de Kolenslag, in het bijzonder de rol van de staat in de kolensector tot de Tweede Wereldoorlog en de inschakeling van de Belgische mijn­bouw in de Duitse oorlogseconomie tijdens de bezetting. Tot daar de algemene situering.

Na de bevrijding breekt een nieuw tijdperk aan waarbij de Belgische overheid intervenieert in de steenkoolnijverheid. Meest bekend is uiteraard de Kolenslag uit de periode 1945-1947, maar ook nadien, tot de overheveling van het netelige steenkooldossier naar de EGKS in 1951, voerde de overheid een actief steenkoolbeleid. Centraal in het onderzoek staan drie vragen die duiden op mogelijke tegenstrijdigheden in de huidige perceptie van de Kolenslag.

  1. In hoeverre kan de Kolenslag als een overwinning op de oorlog en de crisis beschouwd worden? Een vreemd gegeven voor een grotendeels verouderde sector die enkele jaren later gebukt ging onder sluitingen en massale afvloeiingen.
  2. In hoeverre handelde de overheid als een rationele actor en versterkte ze al dan niet haar positie? De overheid kreeg na de oorlog immers een nieuwe rol toe­gedicht ten gevolge van marktfalen, sociale overwegingen en het belang van de consument. Maar was het    overheidsapparaat dat tegelijkertijd ontredderd uit de oorlog was gekomen, bij machte om deze nieuwe verwachtingen in te lossen?
  3. Stemt het beeld dat het land zich met vereende krachten achter dit project schaarde, overeen met de realiteit? De inzet van krijgsgevangenen, burgerlijke mobilisatie en andere maatregelen - die de Duitse bezetter al eerder invoerde - laten in elk geval vermoeden dat veel vraagtekens kunnen geplaatst worden bij een eventueel harmoniemodel.

Partners

Dit project kan worden uitgevoerd dankzij kredieten van de Programmatorische Overheidsdienst Wetenschapsbeleid.

Het wetenschappelijk comité van het doctoraatsonderzoek bestaat uit prof. dr. Peter Scholliers (Vrije Universiteit Brussel, Vakgroep Geschiedenis) en rijksarchivaris dr. Michel van der Eycken.

Medewerkers

Guy Coppieters

Nieuws

Momenteel geen nieuws over dit lopend onderzoek.
www.belspo.be www.belgium.be e-Procurement