Rijksarchief in België

Ons collectief geheugen !

FR | NL | DE | EN
Menu

Archivaris Tom Bervoets doctoreert op archief van de Raad van Brabant

Texte petit  Texte normal  Texte grand
02/10/2019 - Onderzoek - Evenementen - Rijksarchief te Brussel

Op 10 september 2019 verdedigde Tom Bervoets, archivaris in het Rijksarchief te Brussel, met succes zijn proefschrift ‘Pleitbezorgers? De parochieclerus voor de Raad van Brabant in de achttiende eeuw’ aan de KU Leuven. Dit doctoraat kwam tot stand binnen het Rijksarchief en steunt in belangrijke mate op de zogenaamde ‘processen van de clerus’ uit het archief van de Raad van Brabant, waarvan de 18e-eeuwse dossiers in het kader van dit onderzoeksproject werden geïnventariseerd. Proficiat, Tom!

In de 18e eeuw namen veel parochiegeestelijken hun toevlucht tot de wereldlijke rechtbank bij het beslechten van hun conflicten met parochianen, tiendheffers, collega-pastoors,... Individueel hadden deze processen doorgaans slechts een lokaal belang. Maar in hun geheel had deze hele ‘litigiositeit’ een belangrijke maatschappelijke impact en toonde dit fenomeen de pluriforme realiteit van de Kerk in de Zuidelijke Nederlanden op het einde van het ancien régime aan.

Tom Bervoets bestudeerde deze klerikale procescultuur voor de Raad van Brabant, de hoogste rechtbank van het hertogdom Brabant, aan de hand van een aantal welomlijnde types van disputen, die inherent waren verbonden met het pastoorsambt. Voor het kwalitatieve luik van zijn onderzoek vormden de vele honderden procesdossiers van processen waarbij pastoors betrokken partij waren het belangrijkste bronnenmateriaal. De vaak erg rijk geïllustreerde casussen die hieruit werden gepuurd, werden gekoppeld aan een doorgedreven kwantitatief onderzoek in het eigenlijke kernarchief van de rechtbank.

De bestudeerde litigiositeit toonde aan dat procederen in de 18e eeuw een wezenlijk onderdeel vormde van de klerikale identiteit. Dat bleek niet alleen uit het hoge aantal zaken dat pastoors voor de Raad van Brabant brachten, maar ook uit het discours dat ze daarbij hanteerden. Tegelijkertijd wees de hele procescultuur ook op het toegenomen zelfbewustzijn van de parochieclerus, die zich naar het einde van het ancien régime toe steeds meer als een aparte maatschappelijke groep binnen de Kerk beschouwde.

Anders dan in politiek-bestuurlijke zaken, waarbij de Raad van Brabant zich vaak profileerde als een vrij eigenzinnige instelling die niet aarzelde om het centrale gezag in Brussel tegen de haren in te strijken, nam de rechtbank in de bestudeerde procesvoering een erg gematigde houding aan. Die kenmerkte zich door de hoge mate van professionaliteit die de raadsheren aan de dag legden en hun verwoede pogingen om partijen in de loop van het proces zelf tot een vergelijk te laten komen.

Tot slot toonde het onderzoek ook aan dat het feit dat de Brabantse parochieclerus in groten getale zijn toevlucht nam tot de wereldlijke rechtbank, in tegenstelling tot wat vaak werd verondersteld, niet tot grote bevoegdheidsconflicten leidde. Deze beperkten zich tot enkele geïsoleerde incidenten, die weliswaar heel wat ruchtbaarheid kregen in de literatuur. Dat de Raad van Brabant zich in de 18e eeuw tot op zekere hoogte kon buigen over tienden en beneficies, wat het canoniek recht als zuiver kerkelijke materie beschouwde, was het gevolg van enkele bevoegdheidsverdelingen uit het verleden. De kerkelijke overheid scheen te berusten in deze modus vivendi en vermeed in de meeste gevallen om zich al te opzichtig in te laten met de lopende processen. Die ondergeschikte rol verhinderde echter niet dat ze toch impliciet wist te wegen op de procesvoering.

Leestips

www.belspo.be www.belgium.be e-Procurement